Triggers en uitlokkende factoren

De triggers die een depressie op korte termijn kunnen uitlokken, kunnen gezien worden als een munt met twee kanten: een psychosociale kant enerzijds en een neurobiologische kant anderzijds. Voorbeelden van acute triggers op psychosociaal niveau zijn het verlies van een geliefde, relatieproblemen, drastische veranderingen in iemand’s levenssituatie. Ook positieve levensveranderingen zoals verhuizen of slagen voor een test of examen kunnen een aanleiding zijn tot een depressieve episode. Op neurobiologisch niveau zijn hormonale veranderingen zoals stress (cortisol) mogelijke triggers.

Kwetsbaarheid en veerkracht

Zowel psychosociale als neurobiologische factoren kunnen een mens vatbaarder maken voor een stoornis. Jeugdtrauma’s of kindermisbruik zijn psychosociale factoren die later een rol kunnen spelen in de ontwikkeling van een psychische stoornis terwijl een veilige en stabiele kindertijd een mens later net kunnen beschermen. Het is ook geweten dat erfelijke factoren iemand kwetsbaarder of net veerkrachtiger kunnen maken. Ze kunnen bijvoorbeeld het aantal neurotransmittors in de hersenen verhogen of verlagen en op die manier de kans op een stoornis vergroten of verkleinen.

Onderhoudende en oplossende factoren

Langdurige psychosociale moeilijkheden kunnen een depressie onderhouden, terwijl gepaste en intensieve sociale ondersteuning en therapie ervoor kunnen zorgen dat een depressie sneller verdwijnt.
Wisselwerking tussen verschillende factoren

Interactie tussen factoren

Vaak zorgt een wisselwerking tussen factoren voor een verhoogde kwetsbaarheid voor de stoornis, en kan dit een depressie triggeren of onderhouden. Het is ook mogelijk dat een depressieve episode zomaar uit het niets ontstaat, zonder merkbare psychosociale of neurobiologische triggers en zonder duidelijke oorzaak.